We praten wat af. Over het weer. Over koetjes en kalfjes. Over onszelf en dan weer te veel over de ander. Wanneer zeggen we ook werkelijk iets? Wanneer bereiken we de ander? Het gaat in de preek over de ontmoeting van mens tot mens en een goed gesprek. In de kerk willen we namelijk graag dat het ergens over gaat. Waar moet het dan over gaan?

We kijken de kunst af bij Jezus. De lezing komt uit het evangelie van Johannes. Hij is de evangelist van de onverwachte ontmoetingen en de – vaak lange – gesprekken. De evangelist vertelt dat Jezus spreekt met Nicodemus, Pilatus, Petrus en in hoofdstuk 4 met een Samaritaanse vrouw. Meestal moeten er wel eerst wat barrières worden opgeruimd. En niet altijd begrijpt de één wat de ander bedoelt. Jezus snijdt het onderwerp ‘levend water uit de bron’ aan. Waar heeft hij het dan over?

Een gesprek met Jezus van hart tot hart doet wonderen. Mensen komen er anders uit dan ze erin zijn gegaan. Wie had gedacht dat de Samaritaanse vrouw een evangelisatiepost in haar eigen dorp zou beginnen? Wie al pratend gaat begrijpen waar het echt om gaat, krijgt een nieuwe kijk op het leven, op zichzelf, op de gesprekspartner en op God. En ineens weet je waar het in de ontmoeting en het gesprek met de ander over kan gaan. Staat u open voor een suggestie?

Lezen: Johannes 4

Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’

Johannes 4 : 7

 

Het gesprek
Jezus was een man van de ontmoeting en van het daarbij behorende gesprek. Zeker te weten. Wie gaat tellen komt voor de evangeliën uit op 132 gesprekken Hij zocht in Gods naam de mensen op voerde vele en lange gesprekken met een Nicodemus, met Pilatus -over Wat is waarheid? weet u wel-met Petrus en wij volgen nu zijn gedachtewisseling met een Samaritaanse vrouw.

Jezus moet geweten hebben dat in de praktijk vooral door gesprekken het geloof wordt overgedragen. Ja, ook door te bidden, door te studeren, door naar preken te luisteren laat God zich vinden. Toch zijn de belangrijkste momenten, de momenten van allerlei vormen van gesprek, waarop geloof wordt doorgegeven en zich ontwikkelt. Een moeder die een verhaal vertelt dat haar moeder vertelde. Een opa die er een bijbels spreekwoord gebruikt. Een buurvrouw die ‘God wil het’ roept. Een groep christenen die bij elkaar zitten en een conflict proberen bij te leggen. Arbeiders die een spiritual zingen. En dan praten erover. Je mond open doen over God.

Wilt u een advies? Wil God tot leven komen ga dan over hem praten met één of meer mensen, op regelmatige basis. Net als Jezus deed Het is een belangrijk, misschien wel het belangrijkste middel om te kunnen geloven. Als turboversie zou ik de bijbelstudiegroep willen aanraden.

De gesprekspartner
Van de 132 beschreven gesprekken voert Jezus er een beperkt aantal in wat wij een kerkelijke setting zouden noemen. Zes in de tempel. Vier in de synagoge. Dat hadden we niet verwacht van een man als Jezus, die we voor heel ‘kerks’ -tussen aanhalingstekens dan- aanzien. Het merendeel, de andere 122 gesprekken, voert hij op straat, op het dorpsplein, in huizen. Kortom, daar waar de mensen dagelijks te vinden zijn. Zo gaat hij missionair aan de gang. Zo zijn wij in zijn voetsporen goed missionair bezig. Naar de mensen toe gaan.

De Samaritaanse vrouw komt hij tegen op een plaats van ontmoeting bij uitstek: een bron, de Jacobsbron buiten het dorp. Jezus zou de vrouw eigenlijk geen woord waardig moeten keuren. Een man met de autoriteit van een rabbi -Jezus heeft dat gezag- spreekt niet met een vrouw. Zij is te min voor hem. Hier gebeurt het gewoon. Jezus lapt het rollenpatroon van de cultuur van zijn dagen aan zijn laars. Bovendien Joden knopen geen gesprek aan met zulke halfbloedjes, half Jood, half heiden. Jezus en de vrouw uit Sichar worden geacht aartsvijanden van elkaar te zijn en zich als zodanig te gedragen. Wilt u meer of minder Samaritanen? Wilt u meer of minder Joden?

Hun koude oorlog heeft te maken met een zeker verschil in levensovertuiging,

met rivaliteit op het gebied van geloven, het heeft te maken met gedoe van vroeger, incidenten, kleinzielige pesterijen en zo. Wie weet nog precies waar het geruzie over gaat? Ik niet! ’t Is allemaal zo lang geleden. Maar wel met altijd nog als droevig resultaat: ‘Joden gaan niet om met Samaritanen.’ Mensen gaan niet om met mensen. Je loopt een straatje om. Jezus doorbreekt

dit elkaar uit de weg gaan en steekt de grens over. Hij is een verbinder. Hij doet het er vast om als Hij juist een Samaritaan de hoofdrol geeft in zijn Joodse gelijkenis over naastenliefde. Die over de Barmhartige Samaritaan. Een Joodse leviet en priester, twee herders zonder erbarmen, spelen er een minder fraaie rol in. En nog zo’n statement. Wie van de tien melaatsen neemt de moeite om zijn dankbaarheid voor genezing tegen Jezus uit te spreken? Inderdaad, alleen een Samaritaan komt zover, die anderen, de negen kinderen van Israël, laten het af weten.

Maar ook een Samaritaan of Samaritaanse is geen heilige. De gesprekspartner van Jezus blijkt vijf mannen te hebben versleten, wat dat ook geweest mag zijn. Ook de zesde moet worden afgeschreven. Jezus, de zevende man in haar leven, blijkt de ware. Hij praat niet over haar, maar met haar. Er komen geen verwijten uit zijn mond. Hij ziet haar zitten en beoogt het stillen van haar dorst naar een rijker en dieper leven met God en haar naasten.

De manier waarop Jezus in Gods naam contact zoekt met Jan en alleman, met autochtoon en allochtoon, vormt voor ons nog altijd een uitdaging. Wij beperken onze contacten snel tot ons-soort-mensen. Jezus geeft het voorbeeld om ongehinderd iedereen op te zoeken voor ontmoeting en gesprek. Vooral onze vijanden. Toen, naar ik meen, aan de theoloog Karl Barth werd gevraagd, wie we na onze dood vast en zeker in de hemel zouden weerzien – wij denken aan onze overleden vader of moeder, partner – moet hij geantwoord hebben: ‘Onze vijanden.’ U weet nu waarom. Voor dat ene goede gesprek. Dat is mooi gevonden van Karl Barth. Maar ik denk dat het beter is niet tot dan te wachten. Dat duurt te lang.

Het gespreksonderwerp
Goed. Ander onderwerp: het gespreksonderwerp. We praten wat af. Wat een spreker is die mens! We voeren dagelijks korte, lange, vervelende en serieuze gesprekken in allerlei toonaarden. En waar gaat het allemaal over? Over geen onderwerp wordt in Nederland zoveel gepraat als over het weer. Afgelopen jaar vast van de eerste plaats verdrongen door corona. Koetjes en kalfjes halen we van stal. Soms willen we het vooral over onszelf hebben. Dan weer zeggen te veel over een ander. Het kan natuurlijk bij een waterbron niet anders, dan dat Jezus kiest voor het gespreksonderwerp ‘water’.

Hij begint nogal droog: ‘Mevrouw, heeft u een glas water voor mij.’ Hij bedoelt het letterlijk. Na deze binnenkomer steekt hij al gauw af naar de diepte door de religieuze betekenis van water aan te snijden. ‘Ik geef je levend water.’ ‘Je zult nooit meer dorst hebben.’ ‘Sorry, snap ik niet.’ Vervolgens krijg je het gevoel, dat die twee behoorlijk langs elkaar heen praten. Dat gebeurt best vaak bij een gesprek over geloven. Kwestie van doorvragen nu om er samen uit te komen, wat Jezus dan ook doet. Want het moet bij hem wel echt ergens over gaan. Het moet in de kerk wel ergens over gaan.

Over onze diepste dorst. We verlangen naar liefde, omdat we bang zijn voor een zinloos leven, geplaagd worden door het gevoel er niet bij te horen, met onze schuld geen raad weten en de dood het laatste woord lijkt te hebben. En het moet gaan over het lessen van onze diepste dorst. Jezus biedt de vrouw stromend water aan. Overigens iedereen. Hij komt niet aanzetten met een dode traditie van ene Jacob en Jozef, gravers van een of andere regenput, o zo lang gleden. Hij komt niet op de proppen met een achterhaald instituut gevestigd in een oude tempel ergens op de berg Gerizim in het land der Samaritanen. Of met een heiligdom in Jeruzalem in het land der Joden. Of met een ander dierbaar monumentaal religieus pand ergens in de Nederlanden. Allemaal zeewater. Wie ervan drinkt, krijgt weer, zelfs meer dorst. Bevredigt niet. Echt niet. Wat dan?

Een Rus op vakantie gaf een mooi antwoord. ‘Wat denkt u van God?’ werd aan een Rus op vakantie in Engeland gevraagd. ‘Wij hebben geen opleiding gehad in God,’ antwoordde de man uit de voormalige atheïstische Sovjet Unie. Instituten als kerken en kloosters zaten potdicht. Maar hij sloeg op zijn stevige borstkas. ‘Hij woont in ons hart, daar leeft Hij.’ Daarvoor is het nou Pinksteren geweest. Ons lichaam is een tempel van de heilige Geest, schrijft Paulus. De Geest van Jezus wil wonen in mensen en hen duurzaam bezielen.

Zelf een bron
Jezus weet het hart van de Samaritaanse vrouw te raken. Ze komt anders uit het gesprek, dan ze erin gegaan is. Gesprekken van hart tot hart veranderen mensen. De kern van een pastoraal gesprek is het komen tot verstaan met het oog op verandering, leerde ik lang geleden uit een Handboek voor pastoraat. Klopt. Wie gaat verstaan, wie al pratend met de ander gaat begrijpen waar het echt om gaat krijgt een nieuwe kijk op het leven, op zichzelf, op de ander, op God. Bekeerd begint de vrouw een evangelisatiepost in Sichar.

Wie is zij? Haar naam? Onbekend. Zij is een anoniem mens. Maar we hebben wel een idee. In het evangelie van Johannes speelt het woord ‘vrouw’ een belangrijke rol. Van de 22 keer dat het woord ‘gynaika’ in dit evangelie voorkomt, vindt de lezer het 13 keer in hoofdstuk 4. Vrouwen in de Bijbel staan vaak voor een groep. De Samaritaanse vertegenwoordigt de grote groep andersdenkenden, de vreemdelingen, verworpenen, verdrukten en vertrapten.

Zij die er niet bij horen. Al die mensen in de knel uit de hele bonte wereld van God toen en nu, ver weg en uit onze omgeving, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen, zij hunkeren naar een open oor, naar een open oog, naar een medemens die hen ziet zitten en een gesprek van hart tot hart met hen wil aangaan. Mensen die geacht worden lucht te zijn verlangen naar een naaste die uit is op een echte ontmoeting met hen, waarbij de agenda van een verborgen God wordt gehanteerd: Jezus liet in zijn gesprekken doorschemeren dat God ons diepste geluk op het oog heeft ook al kan hij best confronterend uit de hoek komen.

Juist mensen als de Samaritaanse vrouw dorsten naar acceptatie en emotionele veiligheid. Jezus geeft die. Wij kunnen als zijn volgeling zelf een bron van levend water zijn als we mensen niet in tel met daden maar zeker ook met woorden nabij komen en hen een gevoel van geborgenheid weten te geven door een stuk menselijke warmte te laten horen. We geven hen te drinken door hen te laten merken, dat ze erbij horen. We doen dat door contacten met hen op te bouwen en te onderhouden. Iedereen heeft de behoefte aan het voelen van verbondenheid, aan je geliefd weten. En misschien moeten we dat meer bespreekbaar maken, benoemen, over praten met elkaar, onder woorden brengen of te wel gewoon zeggen: ‘Ik hou van jou!’ Bij wie de liefde over zijn of haar lippen komt laat de ander opbloeien en groeit zelf ook mee.

Geef een reactie